Leesautobiografie

In mijn peuter- en kleutertijd las mijn moeder bijna iedere avond voor het slapen gaan een verhaaltje voor. Jip en Janneke, Hennie de Heks en Puk van de Petteflet waren mijn en mij zusjes’ favoriet. Sinds mijn zevende ben ik zelf begonnen met lezen. Dat moest van mijn ouders omdat die dat belangrijk vinden. Dit is natuurlijk goed voor mijn Nederlands en dit weerhield mij ervan om steeds voor de buis te zitten. Ik heb altijd gelezen met plezier en ik vind het dus absoluut niet erg om iets te lezen. 

Toen ik in de basisschool zat, las ik veel boeken van de ‘De Hoe Overleef Ik’-serie, heel veel boeken van Roald Dahl, Thea Beckman en Marc de Bel. Ik heb nooit boeken gelezen die over toveren gaan, zoals Harry Potter. Daar hield ik helemaal niet van. Ik hield meer van realistische boeken. Zo kon ik het verhaal beter verbeelden en zo leek het ook alsof ik het verhaal zelf mee beleefde. 

Toen ik net op de middelbare school kwam, las ik veel minder boeken, maar meer tijdschriften. De Joepie was mijn favoriet. In het derde middelbaar zei mijn vader dat ik wat meer volwassenere boeken moest gaan lezen. Door de boeken die ik voor school moest lezen die steeds anders, volwassener, ernstiger werden, veranderde bij gevolg mijn smaak. De inhoud van een boek en de context vind ik heel belangrijk, het moet wel een interessant thema hebben. Alhoewel ik een flut roman ook wel kan appreciĆ«ren. Mijn smaak is dus zeker veranderd naarmate ik ouder werd. Ik las eerst veel van Nederlandse schrijfsters, zoals Carry Slee, Francine Oomen en Thea Beckman. In tegenstelling tot nu. 

Nu lees ik vertaalde boeken of Engelse boeken. Helaas heb ik nu niet veel tijd om boeken te lezen, maar dat kan meestal wel in de vakanties. Dan heb ik er echt tijd voor en maak ik er ook tijd voor. Tegenwoordig lees ik graag klassiekers. Heb laatst ‘The Great Gatsby’ van F. Scott Fitzgerald gelezen. Dit kwam doordat ik de film heb gezien en leek me interessant om het boek zelf ook is te lezen. De thematiek en het verhaal dat zich in de jaren ’20 – ’30 afspeelt, geeft een extra ‘touch’ aan het verhaal. Ik denk dat ik in de toekomst zeker nog meer van die soort boeken ga lezen.


Wat er niet is veranderd de afgelopen jaren, is dat ik het allerbelangrijkste deel van een boek is de ‘happy ending’ vind. Ik heb het liefst een goed gevoel nadat ik een boek heb gelezen en niet dat als ik iets uit heb, ik er vervolgens met een negatief gevoel over blijf. Daar heb ik een hekel aan. Een open einde vind ik ook helemaal niks. Ik ben heel nieuwsgierig en wil precies weten hoe iets in elkaar zit. Ik vind het dus vervelend als er iets mysterieus blijft. Een hele slechte gewoonte van mij is dan ook dat als ik een boek begin, ik eerst de laatste drie pagina’s van dat boek ga lezen. De meeste mensen vinden dat raar, maar het geeft mij een rustgevend gevoel als ik weet welke kant een boek uitgaat. Je kent het begin en het einde, je moet de weg naar het einde nog lezen. Dat is iets dat ik, denk ik, mijn hele leven lang nog ga doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten